Opdracht 29

Zondag is het moederdag ๐ธ!
Dan krijgen mama's extra aandacht!
Want zij doen veel voor hun kinderen.
Vergeet jullie mama niet in de bloemetjes te zetten!!!!
๐
๐
๐
-->๐ฑโโ๏ธ๐ฉโ๐ฆณ๐ต
--> vandaag leren we over moederdag en over persoonlijke voornaamwoorden.
(de woorden in het vet)
oefening 1:
persoonlijke voornaamwoorden
stap 1: Kijk goed naar de tabel hieronder ๐
de vette woorden zijn persoonlijke voornaamwoorden.
stap 2: Maak zinnen.
Zo maak je zinnen met de tabel ๐
Ik heb een boek --> Het boek is van mij --> Het is mijn boek.
Jij hebt een fiets --> De fiets is van jou --> Het is jouw fiets
Hij heeft een bril --> De bril is van hem --> het is zijn bril.
Zij heeft een kleedje --> Het kleedje is van haar. --> het is haar kleedje.
Wij hebben taart --> De taart is van ons.--> het is onze taart.
Jullie hebben een kamer --> De kamer is van jullie --> het is jullie kamer.
Zij hebben een smartphone --> De smartphone is van hen --> het is hun smartphone.
โMaak nu zelf telkens 3 zinnen zoals hierboven!
Ik _________ een pen--> De pen is van _____--> Het is _____ pen
Jij _________-->__________ -->______________
Hij ________ -->__________ -->______________
Zij ________ -->___________-->______________
Wij _______ -->___________-->_____________
Jullie ______-->___________-->______________
Zij ________-->____________-->______________
oefening 2
๐Kijk naar kolom 1 van de tabel!
Wie doet iets? --> Het onderwerp van de zin!
In de zinnen hieronder staat het onderwerp van de zin in het vet.
Jij gaat het onderwerp vervangen met een persoonlijk voornaamwoord!
stap 1:
--> Neem pen en papier ๐๐
--> schrijf de zinnen over.๐
stap 2:
โVul in met het juiste persoonlijke voornaamwoord uit kolom 1.
1) Mijn zus koopt bloemen
--> _______ koopt bloemen.
2) Oma en opa hebben 10 kleinkinderen
--> ______ hebben 10 kleinkinderen
3) Jij en jouw broers bakken een taart.
--> _______ bakken een taart.
4) Mijn vriendin en ik gaan wandelen.
--> ________ gaan wandelen.
5) De fietskoerier brengt veel pakjes
--> ________ brengt veel pakjes.
6) Fatima schrijft een brief voor haar mama.
-->_______ schrijft een brief voor haar mama.
7) Lilly en ik luisteren samen naar muziek.
--> ______ luisteren samen naar muziek.
8) Jij en jouw zus lijken op elkaar.
--> ______ lijken op elkaar.
9) Veel leerlingen doen mee met Ramadan.
--> ______ doen mee met ramadan.
10) Ik en Maryam missen de school.
--> ___________ missen de school.
oefening 3:
Bij een voorzetsel (van/aan/voor/door/bij ...)
OF
Als de persoon NIET het onderwerp van de zin is (NIKS DOET)
--> Dan gebruik je de voornaamwoorden uit kolom 2 ๐
voorbeelden:
Het boek is van ik โ๐
--> het boek is van mij โ๐
Ik vertel jij een verhaal โ๐
--> ik vertel jou een verhaal โ๐
Het meisje zwaait naar wij โ๐
--> Het meisje zwaait naar ons โ๐
โVul in met het juiste voornaamwoord uit kolom 2!
1) Hij ziet zijn moeder. Hij geeft _______ een kus.
2) Is papa al thuis? Nee, Ik heb ______ nog niet gezien.
3) Hallo, Ik ben hier. Kunnen jullie _______ zien?
4) Wij hebben slecht internet. Het is moeilijk voor _______.om te videochatten.
5) Jullie zien er goed uit! Hoe gaat het met ________?
6) Ik hoor ______ niet goed. Kan je het nog eens herhalen?
7) Ik heb het aan ________ gevraagd, ze willen ook graag mee!
8) Veel mensen zijn alleen. Door corona is er geen bezoek voor ____.
9) Na corona geef ik een groot feest. Iedereen is welkom bij _____.
10) Ik heb Ibrahim gezien vandaag. Je hebt de groetjes van ____.
Oefening 4:
Je kan op 2 manieren zeggen dat iets van jou is:
1) Het boek is van mij. (zoals in kolom 2)
2) Het is mijn boek. (zoals in kolom 3)
Kijk goed in kolom 3 !
โVul in met het juiste persoonlijke voornaamwoord uit kolom 3!
1) Ik koop bloemen voor __________mama.
2) Hij schrijft een kaartje voor ________ mama voor moederdag.
3) Hij en zijn zus maken een ontbijt voor ___________ mama.
4) Zij geeft _________ mama een dikke kus.
5) Wat doen jullie voor _______________ moeder?
6) ___________ mama's zijn blij dat wij hen niet vergeten zijn!
7) Wat ga jij aan __________mama geven?
8) Niki is mama van twee dochters. Zij zorgt goed voor __________kinderen.
9) Zij is al 10 jaar getrouwd met _______
man.
10) Is dit een briefvoor jouw oma? Schrijf ___________ adres op de envelop.
Oefening 5: Herhaling
--> Roomname= OKANSN
Oefening 6: Lezen
Lees de tekst ๐
A) Zijn de zinnen juist of fout?
โSchrijf de zinnen over.
Schrijf juist of fout na elke zin.
B) Zoek de persoonlijke voornaamwoorden in de tekst.
In de tekst staan 2 persoonlijke voornaamwoorden!
Vind jij ze?
TIP : Kijk op het einde van de tekst! Ze staan in dezelfde zin!
โSchrijf de 2 persoonlijke voornaamwoorden op.
1) ___________________
2) ___________________
Jullie zijn klaar!!!!๐๐
Geniet van het weekend en vergeet je mama niet!
๐ท๐ธ๐น๐บ๐ผ๐ฅ๐๐ป-->๐
