Opdracht 29

08-05-2020

Zondag is het moederdag ๐Ÿ‘ธ!

Dan krijgen mama's extra aandacht!
Want zij doen veel voor hun kinderen.
Vergeet jullie mama niet in de bloemetjes te zetten!!!!
๐Ÿ’ ๐Ÿ’ ๐Ÿ’ -->๐Ÿ‘ฑโ€โ™€๏ธ๐Ÿ‘ฉโ€๐Ÿฆณ๐Ÿ‘ต

--> vandaag leren we over moederdag en over persoonlijke voornaamwoorden.
(de woorden in het vet)


oefening 1: 
persoonlijke voornaamwoorden

stap 1: Kijk goed naar de tabel hieronder ๐Ÿ‘‡
de vette woorden zijn persoonlijke voornaamwoorden.

stap 2: Maak zinnen.

Zo maak je zinnen met de tabel ๐Ÿ‘‡

Ik heb een boek --> Het boek is van mij --> Het is mijn boek.
Jij hebt een fiets --> De fiets is van jou --> Het is jouw fiets
Hij heeft een bril --> De bril is van hem --> het is zijn bril.
Zij heeft een kleedje --> Het kleedje is van haar. --> het is haar kleedje.
Wij hebben taart --> De taart is van ons.--> het is onze taart.
Jullie hebben een kamer --> De kamer is van jullie --> het is jullie kamer.
Zij hebben een smartphone --> De smartphone is van hen --> het is hun smartphone.

โœMaak nu zelf telkens 3 zinnen zoals hierboven!

Ik _________ een pen--> De pen is van _____--> Het is _____ pen
Jij _________-->__________ -->______________
Hij ________ -->__________ -->______________
Zij ________ -->___________-->______________
Wij _______ -->___________-->_____________
Jullie ______-->___________-->______________
Zij ________-->____________-->______________

oefening 2

๐Ÿ‘€Kijk naar kolom 1 van de tabel!
Wie doet iets? --> Het onderwerp van de zin!

In de zinnen hieronder staat het onderwerp van de zin in het vet.
Jij gaat het onderwerp vervangen met een persoonlijk voornaamwoord!

stap 1:
--> Neem pen en papier ๐Ÿ“„๐Ÿ–Š
--> schrijf de zinnen over.๐Ÿ‘‡

stap 2:
โœVul in met het juiste persoonlijke voornaamwoord uit kolom 1.

1) Mijn zus koopt bloemen
--> _______ koopt bloemen.
2) Oma en opa hebben 10 kleinkinderen
 --> ______ hebben 10 kleinkinderen
3) Jij en jouw broers bakken een taart.
 --> _______ bakken een taart.
4) Mijn vriendin en ik gaan wandelen.
--> ________ gaan wandelen.
5) De fietskoerier brengt veel pakjes
--> ________ brengt veel pakjes.
6) Fatima schrijft een brief voor haar mama.
-->_______ schrijft een brief voor haar mama.
7) Lilly en ik luisteren samen naar muziek.
--> ______ luisteren samen naar muziek.
8) Jij en jouw zus lijken op elkaar.
 --> ______ lijken op elkaar.
9) Veel leerlingen doen mee met Ramadan.
--> ______ doen mee met ramadan.
10) Ik en Maryam missen de school.
--> ___________ missen de school.

oefening 3:

Bij een voorzetsel (van/aan/voor/door/bij ...)
OF
Als  de persoon NIET het onderwerp van de zin is (NIKS DOET

--> Dan gebruik je de voornaamwoorden uit kolom 2 ๐Ÿ‘‡ 

voorbeelden:
Het boek is van ik โŒ๐Ÿ‘Ž
   --> het boek is van mij  โœ”๐Ÿ‘

Ik vertel jij een verhaal โŒ๐Ÿ‘Ž 
  --> ik vertel jou een verhaal โœ”๐Ÿ‘ 

Het meisje zwaait naar wij โŒ๐Ÿ‘Ž
   --> Het meisje zwaait naar ons
โœ”๐Ÿ‘  

โœVul in met het juiste voornaamwoord uit kolom 2!

1) Hij ziet zijn moeder. Hij geeft _______ een kus.
2) Is papa al thuis? Nee,  Ik heb ______ nog niet gezien.
3) Hallo, Ik ben hier. Kunnen jullie _______ zien?
4) Wij hebben slecht internet. Het is moeilijk voor  _______.om te videochatten.
5) Jullie zien er goed uit! Hoe gaat het met ________?
6) Ik hoor ______ niet goed. Kan je het nog eens herhalen?
7) Ik heb het aan ________ gevraagd, ze willen ook graag mee!
8) Veel mensen zijn alleen. Door corona is er geen bezoek voor ____.
9) Na corona geef ik een groot feest. Iedereen is welkom bij  _____.
10) Ik heb Ibrahim gezien vandaag. Je hebt de groetjes van ____.

Oefening 4:

Je kan op 2 manieren zeggen dat iets van jou is:
1) Het boek is van mij. (zoals in kolom 2)
2) Het is mijn boek. (zoals in kolom 3)

Kijk goed in kolom 3 !

โœVul in met het juiste persoonlijke voornaamwoord uit kolom 3!

1) Ik koop bloemen voor __________mama.

2) Hij schrijft een kaartje voor ________ mama voor moederdag.

3) Hij en zijn zus maken een ontbijt voor ___________ mama.

4) Zij geeft _________ mama een dikke kus.

5) Wat doen jullie voor _______________ moeder?

6) ___________ mama's zijn blij dat wij hen niet vergeten zijn!

7) Wat ga jij aan __________mama geven?

8) Niki is mama van twee dochters. Zij zorgt goed voor __________kinderen.

9) Zij is al 10 jaar getrouwd met _______ man. 

10) Is dit een briefvoor jouw oma? Schrijf ___________ adres op de envelop.

Oefening 5: Herhaling

๐Ÿ” We oefenen kolom 1, 2 en 3 door elkaar met socrative! ๐ŸŽฎ

--> Roomname= OKANSN 

Maak de oefeningen in socrative

--> Klik HIER



Oefening 6: Lezen

Lees de tekst ๐Ÿ“–

A) Zijn de zinnen juist of fout?
โœSchrijf de zinnen over.
Schrijf juist of fout na elke zin.

B) Zoek de persoonlijke voornaamwoorden in de tekst. 

In de tekst staan 2 persoonlijke voornaamwoorden!
Vind jij ze?

TIP : Kijk op het einde van de tekst! Ze staan in dezelfde zin!
โœSchrijf de 2 persoonlijke voornaamwoorden op.
1) ___________________
2) ___________________


Jullie zijn klaar!!!!๐Ÿ‘๐Ÿ‘
Geniet van het weekend en vergeet je mama niet!
๐ŸŒท๐ŸŒธ๐ŸŒน๐ŸŒบ๐ŸŒผ๐Ÿฅ€๐Ÿ’๐ŸŒป-->๐Ÿ’ƒ




ยฉ Samen voor OKAN.
Mogelijk gemaakt door Webnode
Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin