opdracht 33: Experimenten

Dag lieve leerlingen πππ

Vandaag gaan we experimenteren!π₯Όπ§ͺπ¨βπ¬π©βπ¬
Weet je wat dat betekent?
Als je experimenteert, voer je experimenten uit.
Een experiment is een proefje, een test: iets wat je uitprobeert, en dan kijk je wat er gebeurt.
Wij gaan 3 experimenten uitvoeren met water.
Veel experimenteer-plezier! π
Experiment 1: Wegzwemmende peper
Als je peper op het water strooit, dan blijft die drijven. Maar wist je dat peper ook snel kan wegzwemmen?
Dat proberen we zo uit. Maar eerst leren jullie enkele belangrijke woorden.
A. Woordenschat
Opdracht: Oefen eerst de woordenschat in met Quizlet.
B. Het experiment
Wat heb je nodig?
Stap 1. Luister eerst naar naar de opname. πLos de vragen op. Schrijf je antwoord op een blad. Antwoord met een zin. π
Let op: Voer de proef nog niet uit!
Vragen: π
1. Wat zal er gebeuren als je de peper op het water strooit, denk je?
-----------------------------------------------------------------------------------------------------
2. Wat zal er gebeuren als je je vinger in het water steekt, denk je?
-----------------------------------------------------------------------------------------------------
Stap 2. Vragen opgelost? Luister nu nog eens naar de
opname. Voer de proef uit. Doe stap voor stap wat gezegd wordt. Druk op pauze na elke stap. Los
daarna de vragen op. Schrijf je antwoord op een blad. Antwoord met een zin.
Vragen: π
3. Wat gebeurde er met de peper, toen je de peper op het water strooide?
-----------------------------------------------------------------------------------------------------
4. Wat gebeurde er met de peper, toen je je vinger in het water stak?
-----------------------------------------------------------------------------------------------------
5. Waarom gebeurde dat, denk je?
-----------------------------------------------------------------------------------------------------
C. Hoe komt dat nu? π€π€π€
Opdracht: Lees de uitleg aandachtig. Zoek de woorden in het vet op en schrijf de vertaling in je eigen taal. Zoek ook de andere woorden op die je niet kent.
Water bestaat uit kleine deeltjes. Die deeltjes noemen we moleculen. De moleculen van water trekken elkaar aan. Dat wil zeggen dat ze naar elkaar toe getrokken worden, zoals magneten. Rond al die moleculen zitten heel veel andere moleculen. Die trekken in alle richtingen hard aan elkaar. Maar voor de moleculen aan de bovenkant is dat niet zo. Aan de bovenkant zit er lucht: die lucht trekt niet aan de moleculen. Daarom worden die moleculen aan de bovenkant extra hard aangetrokken door de moleculen aan de zijkanten. Hierdoor vormt water aan het oppervlak (aan de bovenkant) een sterke laag. Dit noemen we de oppervlaktespanning.
Bij het experiment blijft de peper eerst stil op het water liggen door de oppervlaktespanning. De peper zinkt niet, want ze ligt bovenop het sterke laagje water. Als je je vinger met afwasmiddel in het midden van het bord houdt, dan verbreek je daar de oppervlaktespanning. De sterke laag bovenaan gaat kapot omdat er zeepdeeltjes (kleine deeltjes afwasmiddel) tussen de waterdeeltjes komen. Aan de rand van het bord is er dan nog geen zeep. Daarom wordt het water met de peper naar de rand getrokken.
πππ
(elkaar) aantrekken: ____________________________________________________________
de magneet: __________________________________________________________________
de richting: ___________________________________________________________________
het oppervlak: ________________________________________________________________
de spanning: __________________________________________________________________
verbreken: ____________________________________________________________________
de rand: ______________________________________________________________________


Experiment 2: Geldstukken in een vol glas water
Als je een glas helemaal tot de rand vult met water, dan kan er niets meer bij. Of wel? Hoeveel geldstukken gaan er in een vol glas water?
A. Het experiment
Opdracht: Voer het experiment stap voor stap uit en los de vragen op.
Wat heb je nodig?
1. Spoel het glas en de munten goed af.
2. Vul het glas tot de rand met water.
3. Doe voorzichtig een munt in het midden van het glas.
4. Doe een tweede munt in het glas.
5. Doe voorzichtig meer munten in het glas (één per keer) en kijk goed wat er gebeurt.
π Wat zie je? _____________________________________________________________
π Hoeveel munten kon je in het glas doen voor het overstroomde?
_______________________________________________________________________
π Hoe komt dat, denk je?
________________________________________________________________________
C. Hoe komt dat nu? π€π€π€
Opdracht: Vul aan. Let op! 6 woorden gebruik je niet! Zoek de woorden op die je niet kent. πππ
Kies uit: molshopen - beneden - afwasmiddel - bewegen - in een put - trekken elkaar aan - tot de rand - overstromen - vol - een beetje - geen - op een bergje - oppervlaktespanning - veel - moleculen - boven
Water bestaat uit heel kleine deeltjes. Die heten _______________________ (1). Die deeltjes __________________________ (2), zoals magneten. Als het glas __________________________ gevuld is en je gooit munten in het water, dan zou het water moeten ________________________ (3). Het glas is immers helemaal ________________(4). Dat gebeurt niet. De waterdeeltjes trekken elkaar zo sterk aan dat er ________________ (5) deeltjes weg kunnen. Daardoor staat het water in het glas bol (= ΒΒΒΒΒΒ______________________ ) (6). Dat heet _________________________ (7). Als er echt veel te veel water in het glas zit, is de oppervlaktespanning niet sterk genoeg. Dan wint de zwaartekracht (= kracht die dingen __________________ (8) laat vallen) en stroomt er toch water uit het glas.
Ook het experiment met de peper heeft te maken met oppervlaktespanning. Daar wordt de sterke laag aan het oppervlak niet kapot gemaakt door de zwaartekracht, maar door ____________________(9). De kleine deeltjes afwasmiddel gaan tussen de watermoleculen in zitten. Zo kunnen die waterdeeltjes elkaar niet meer zo hard aantrekken. Het water gaat dus ________________ (10).
Experiment 3: Papier in het water
A. Woordenschat
Opdracht: Oefen eerst de woordenschat met deze puzzel. Maak een screenshot π·en stuur hem naar de Whatsapp π²van je klas.
Klik HIER
B. Het experiment
Opdracht: Nu is het aan jou! Kijk goed naar de prenten. π Voer het experiment uit. Schrijf stap voor stap op wat je doet.
Wat heb je nodig?
Bekijk de stappen. Stap 1 tot... --> Jij schrijft alles op! πππ
C. Hoe komt dat nu? π€π€π€
Opdracht: Lees de verklaring:
In het glas zit niet alleen papier. Er zit ook lucht in het glas. Lucht wil in water altijd omhoog. Maar de lucht zit in het glas en kan er niet uit. Onder water blijft het papier droog: er kan geen water meer in het glas, want het glas zit al vol met lucht en papier!
Let op: als je het glas niet goed
recht houdt, kan de lucht er wel uit voor je het glas onder water duwt. Dan is er wel plaats voor water in het glas en daarom wordt het papier wel nat.
Schrijf al je antwoorden op een blad papier π, maak en foto π· en stuur hem door naar de WhatsApp van je klas.
Maak ook een screenshot van de Quizlet, experiment 1 en de Bookwidget. π·
βοΈβοΈβοΈ Veel plezier! βοΈβοΈβοΈ