Opdracht 35

Dag leerlingen van OKAN!
Wat gaan we doen vandaag?
- We leren over de aanwijzende voornaamwoorden: deze, die, dit, dat. ππΌππ½βπΎππ½
- Lees eerst de theorie en maak daarna de oefeningen! π±

- de -woorden --> deze of die
Voorbeeld:
de bus π
--> deze bus (hier)
--> die bus (daar)
- 'het'- woorden --> dit of dat
Voorbeeld:
het huis π
--> dit huis (hier).
--> dat huis (daar) .

Theorie: de of het?
HOE WEET JE NU OF JE 'DE' OF 'HET' MOET GEBRUIKEN?


MOEILIJK? KIJK NAAR DIT FILMPJE πΏποΈ (je mag meer dan één keer kijken!).
oefening 1: de of het?
Vul in: de of het. π Neem een foto en stuur het naar jouw leerkracht. π·

oefening 2: dichtbij of ver?
- De oker klas is dichtbij, want ze ligt juist naast de witte klas. ποΈ
- SyriΓ« is ver van hier, zeker 3000 km! π
Vul in: dichtbij of ver. π Neem een foto en stuur het naar jouw leerkracht. π·

Theorie: deze, die, dit, dat
KIJK GOED NAAR DEZE TABEL!

MOEILIJK? KIJK NAAR DIT FILMPJE πΏποΈ (je mag meer dan één keer kijken!).
oefening 3: deze, die, dit, dat
Vul in: 1. Het
juiste lidwoord: de of het?
2. Dichtbij
of ver?
3. Het
juiste aanwijzende voornaamwoord: deze, die, dit of dat! π
Neem een foto en stuur het naar jouw leerkracht. π·


Let op! π£π£π£
Wanneer je over iets praat dat voorbij is (iets dat bijvoorbeeld een uur geleden, gisteren of vorige week gebeurde) dan is het meestal ver.
Bijvoorbeeld:
Heb je die
jongens gezien? (De jongens zijn nu weg, ze zijn er niet meer.)
oefening 4: deze, die, dit, dat
Vul in: deze, die, dit of dat! π
Neem een foto en stuur het naar jouw leerkracht. π·

